← 12. Het ontstaan van bodemdeeltjes
De textuur wordt bepaald door de verhouding tussen de minerale deeltjes. De afmetingen van een mineraal deeltje bepalen of het zand, silt of klei is; de chemische samenstelling staat er los van. Zand is meestal kwarts, maar ook al is het goud of koraal, als het de juiste afmetingen heeft noemen we het zand. Dit zijn de meestgebruikte afmetingen:
- grind of steen: groter dan 2 mm
- zand: deeltjes kleiner dan 2 mm en groter dan 0,05 mm
- silt: deeltjes kleiner dan 0,05 en groter dan 0,002 mm (=2 micrometer (μmm))
- klei of lutum: alle deeltjes kleiner dan 2 micrometer (μm)
Elke soort bodemdeeltje wordt een fractie of textuurfractie genoemd. De verhouding tussen de drie fracties noemen we de textuur of grondsoort. Je kunt een zandbodem hebben, een leembodem, of een kleibodem en dat in allerlei gradaties. Er worden nog allerlei andere termen gebruikt, zoals
- zavel ((duin)zand, 8 tot 25% lutum en mogelijk veen),
- loss (silt met een kleifractie) en
- afslibbaar (deeltjes kleiner dan 16 μm).
Deze behandel ik verder niet, omdat het mijns inziens alleen maar tot verwarring leidt. Veen behandel ik ook niet, omdat die bodems niet in cultuur genomen zouden moeten worden. Die bodems zijn een belangrijke opslagplaats van koolstof: ze bevatten bijna een derde van alle koolstof op Aarde, hoewel ze maar iets van 3% van het landoppervlak beslaan. Bij het droogleggen, bebossen en in gebruik nemen voor landbouw kan er wereldwijd 860 miljoen ton CO2 vrijkomen.