In jouw lichaam is het van het grootste belang dat alle voedingsstoffen niet alleen aanwezig zijn, maar ook in de juiste hoeveelheden en verhoudingen. Dit geldt onverminderd voor de bodem. Er zijn duizenden verbanden gevonden tussen voedingsstoffen. Als deze verhoudingen niet kloppen kun je allerlei problemen verwachten. Op zich zijn het bodemleven en de planten prima in staat om deze verhoudingen te herstellen, en dat gebeurt ook wel gedurende de successie, maar zoveel geduld hebben we meestal niet. Gelukkig hoeven we niet al die verhoudingen te herstellen, want daar is gewoonweg geen beginnen aan. Onze taak is voornamelijk om ervoor zorgen dat het bodemleven te eten heeft. Samen met pioniersplanten zorgen zij ervoor dat de verhoudingen weer op orde komen.
Planten kunnen tekorten hebben aan bepaalde voedingsstoffen, maar dat zegt niets over de aan- of afwezigheid van diezelfde voedingsstoffen in de bodem. Het gaat om de opneembaarheid. Zo kan een plant in het voorjaar een tekort hebben aan fosfor, terwijl er zat in de bodem zit. De bladeren van de plant kunnen dan paars/rood verkleuren. Zodra het bodemleven weer actief wordt, verdwijnt de verkleuring gewoon weer. Een teveel aan kalium kan voor een magnesiumgebrek zorgen bij de plant (en een gebrek aan calcium en boor). Maar een teveel aan magnesium zorgt óók voor een slechte opneembaarheid en een tekort ook! En als de verhouding tussen calcium en magnesium niet goed is, gebeurt hetzelfde. Een teveel aan stikstof verdringt allerlei voedingsstoffen, zoals kalium en koper en andere sporenelementen.
Het klinkt allemaal om wanhopig van de worden, maar als de verhouding tussen calcium en magnesium ongeveer 10:1 is (en niet onder de 7:1), valt de rest ook makkelijker op zijn plaats omdat het bodemleven dan goed kan functioneren. Mits je de bodem met rust laat en de pioniersplanten hun werk laat doen.
Calcium
Veel mensen gebruiken kalk om de pH te verhogen. Dit is eigenlijk altijd een slecht idee. Niet dat het niet werkt, want de pH gaat inderdaad omhoog, maar dit gaat zo snel dat dit zeer schadelijk is voor het bodemleven. Bovendien kun je er de calcium-magnesiumverhouding mee verstoren. Als je calcium wilt toevoegen, dan kun je beter een organische bron gebruiken. Dat calcium is namelijk veel trager opneembaar, zodat de verstoring minimaal is. Voorbeelden zijn:
- paardenbloemblad,
- echte en valse kamille,
- kleefkruid,
- klein hoefblad,
- cichorei,
- look-loof,
- peterselie,
- melganzevoet (melde)
en de bladeren van pioniersbomen zoals
- linde,
- iep,
- es,
- esdoorn en
- abeel.
Maar ook verpulverde eierschalen en slakkenhuisjes zijn een trage bron van calcium.
Het linde-effect is goed omschreven. Lindebomen halen calcium omhoog en maken dat beschikbaar voor andere organismen als ze hun blaadjes laten vallen: die bevatten relatief veel calcium. Dit helpt tegen verzuring. Maar onthoud dat al het organisch materiaal calcium bevat. Het onttrekken van organisch materiaal aan de bodem, door te oogsten bijvoorbeeld, put de bodem uiteindelijk uit en zorgt voor verzuring. Het blijft van het grootste belang de kringlopen te sluiten. Dit zorgt ervoor dat het bodemleven actief kan blijven en de balans telkens weer kan herstellen.
Tekorten herkennen
Aan indicatorplanten kun je zien wat er aan de bodem schort, maar aan de planten zelf kun je zien of ze voedingsstoffen tekortkomen. Let op: dat zegt alleen wat over de opneembaarheid van de voedingsstoffen, niet over de hoeveelheden in de bodem.
- Stikstof: bovenste blaadjes lichtgroen, lagere blaadjes geel, onderste blaadjes geel en verschrompeld.
- Fosfor: oudere blaadjes worden paarsachtig. Verlies van blaadjes.
- Kalium: dode of gele plekken of vlekken ontstaan op de oudere blaadjes.
- Calcium: nieuwe blaadjes zijn misvormd of blijven klein. Bestaande bladeren blijven groen.
- Magnesium: onderste blaadjes worden geel vanaf de steel. De aderen blijven groen.