33. Wormen, de ploeg van de toekomst

32. Landbouwgif, een groeiend gevaar

Iedereen houdt van wormen! Of toch in ieder geval van de vele functies die ze vervullen:

  • ze maken gangen waar de wortels van planten graag doorheen groeien;
  • ze maken voedingsstoffen vrij, zodat ze makkelijker opneembaar worden voor planten;
  • ze produceren het enzym chitinase, waarmee planten zich kunnen verweren tegen insecten;
  • ze laten overal kolonies bacteriĆ«n achter;
  • ze zijn voedsel voor vogels, mollen en vele andere dieren;
  • ze zorgen ervoor dat water en lucht de bodem kunnen binnendringen;
  • enzovoort!
De gewone regenworm kan wel 30 cm lang worden en zeker zeven jaar oud. Je herkent ze aan hun platte achterkant. Bron: onbekend

Je kunt drie functiegroepen onderscheiden.

  • De strooisellaagbewoners wonen, jawel, in de strooisellaag. Deze groep helpt dus enorm bij het afbreken van het organisch materiaal dat op de bodem ligt. De compostworm (Eisenia fetida) en de rode regenworm (Lumbicus rubellus) zijn de bekendste vertegenwoordigers van deze groep.
  • De bodembewoners leven ondergronds maar gaan niet dieper dan 40 cm. Ze maken horizontale gangen en laten de uitwerpselen in de gemaakte gangen achter. Ze gebruiken die maar een keer. De grauwe worm (Aporrectodea caliginosa) is een, zoals de naam al aangeeft, grauwe worm die heel suf is als hij op je hand ligt.
  • De pendelaars, zoals de gewone regenworm (Lumbricus terrestris), maken verticale gangen die ze jarenlang gebruiken en wel 3 meter diep kunnen zijn. En inderdaad: ze pendelen op en neer. Als het donker is of regent komen ze naar boven en gaan op zoek naar eten of een partner. Als ze eten zoeken, blijven ze bij voorkeur met hun achterlijf in hun gang. Met hun platte achterkant klemmen ze zich vast om te voorkomen dat een vogel ze eruit pikt. Ze rollen bijvoorbeeld een boomblaadje op en trekken die hun gang in. Als je blaadjes rechtop in de grond ziet staan, is dat meestal het werk van een pendelaar. Ze wachten tot de blaadjes een beetje verteerd zijn en trekken ze dan de bodem in. Zo komen er grote hoeveelheden organisch materiaal in de bodem terecht. Ze slaan dat op in holletjes waar ze eitjes leggen en eten ervan. Omdat ze bovengronds hun uitwerpselen achterlaten, dragen ze enorm bij aan de bodemvruchtbaarheid. Ook zijn de uitwerpselen vijf maal erosiebestendiger dan grond die niet door een worm is gegaan. Elk jaar komt er 3 tot 4 mm wormenaarde op de bodem terecht.

Wormen hebben vocht en voedsel nodig. Twee van de drie zijn direct afhankelijk van de strooisellaag, dus het is wel belangrijk die te hebben. In een hectare zouden er 1 tot 2 ton moeten zitten, maar vaak zit er niet meer dan 100 kilo. Dat gaat ten koste van de gezondheid van de plant; bodems waar veel wormen in zitten hebben wel 40% minder last van slakkenvraat.

De oplossing is simpel: geef te eten en ze komen. Boomblaadjes en ander grof, dood organisch materiaal is perfect.

34. Slimme slijmzwammen