Dit is een samenvatting van Ondergronds gezwam - hoe bomen surfen op het Wood Wide Web, je kunt ook het originele artikel lezen.
- Ongeveer 90% van alle planten en bomen gaat een symbiose aan met mycorrhizale schimmels - meestal kunnen zowel de plant als de schimmel niet overleven zonder de ander.
- Planten leggen door middel van fotosynthese koolstof vast en delen deze voor een groot deel met mycorrhizale schimmels.
- Mycorrhizale schimmels vergroten het worteloppervlak van de plant met een factor 700 tot 1000 en beschermen de plant daarnaast tegen ziekten en eventuele gifstoffen.
- Voorbeelden van door schimmels afgeleverde voedingsstoffen zijn fosfaat, zink, ijzer, koper, calcium, magnesium en mangaan. Fosfaat is de belangrijkste.
- Er zijn duizenden verschillende soorten mycorrhizale schimmels.
- Ectomycorrhizale schimmels groeien om de wortels van de plant heen. Ze vormen daar een beschermende mantel die de wortel volledig van zijn omgeving isoleert: alle stoffen die de plant binnenkomen, komen van de schimmel. Ecto’s gaan een symbiose aan met bijvoorbeeld beuk, eik, els, linde, berk, haagbeuk, populier, wilg, hazelaar, den, spar, lariks en ceder. Ze produceren meestal een zichtbaar bovengronds vruchtlichaam: de welbekende paddenstoelen.
- Endomycorrhizale schimmels dringen de wortel van de plant binnen en kunnen daar rechtstreeks voedingsstoffen uitwisselen. Ze produceren geen paddenstoelen. Endo’s gaan een symbiose aan met de meeste andere bomen (zoals walnoot), heesters, rozen, vaste planten, bollen, groenten en kruiden.
- Ectendomycorrhizale schimmels lijken op het oog ectomycorrhizaal te zijn, maar dringen de wortels binnen alsof ze endomycorrhizaal zijn. Deze structuren zijn meestal tijdelijk.
- Sommige schimmels zijn in staat worteletende aaltjes te vangen. Dat doen ze bijvoorbeeld met lasso's, harpoenen, klemmen of kleefstoffen. Andere schimmels produceren sporen in de vorm van een kurkentrekker, waar een nematode zich in verslikt om vervolgens van binnenuit opgegeten te worden.
- Het is niet zo dat een plant of boom die een symbiose is aangegaan per definitie gezond is. Het gaat om de bezettingsgraad: hoe groter het oppervlak dat bezet is door een schimmel, hoe meer worteloppervlak een plant heeft en hoe beter hij aan voedingsstoffen en water kan komen.
- Een plant of boom kan tegelijkertijd een symbiose aangaan met misschien wel vijftien verschillende schimmels. Het is zelfs mogelijk dat een boom tegelijkertijd een ecto- en een endomycorrhizale symbiose is aangegaan en dat een schimmel een ectomycorrhizale symbiose met de ene boom heeft en een endomycorrhizale symbiose heeft met een andere boom (en die hoeft niet eens van dezelfde soort te zijn - die schimmels zijn ectendomycorrhizaal). Eén schimmel kan met wel twintig bomen tegelijk een symbiose hebben. Zo ontstaan enorm complexe netwerken die een compleet bos met elkaar kunnen verbinden: het Wood Wide Web.
- Bomen verspreiden via de schimmeldraden informatie over bijvoorbeeld aanvallen door insecten, grazers of andere belagers, zodat de andere bomen zich kunnen verweren.
- Voedingsstoffen die in te grote mate aanwezig zijn op één plek kunnen door schimmels worden verplaatst naar een plek waar een tekort aan die voedingsstof is. Mycorrhizale schimmels hebben dus een heel belangrijke balancerende functie.
- De kans is groot dat de sporen van mycorrhizale schimmels in de bodem zitten, maar dat wil nog niet zeggen dat ze actief zijn. Schimmelsporen kunnen soms honderden jaren wachten tot de omstandigheden juist zijn. En helaas zijn de omstandigheden voor mycorrhizale schimmels niet vaak optimaal. Het kopen en gebruiken van mycorrhizale schimmels is geen garantie voor succes.
- Mycorrhizale schimmels kunnen meestal geen houtig materiaal verteren, maar ze hebben er indirect toch baat bij als er houtig materiaal rond een boom ligt: de witrotters onder de afbraakschimmels ontbinden de lignine in het hout en dringen ook de bodem in. Daar verbeteren ze de structuur van de bodem.
- Omdat de schimmeldraden (hyfen) van nuttige schimmels tot wel zes keer zo dik kunnen zijn als die van schadelijke, bevat een bodem met een goede structuur relatief meer nuttige schimmels en kunnen ze de concurrentie met schadelijke beter aan.
- Mycorrhizale schimmels functioneren bij een specifieke pH. Als je jaar in, jaar uit de blaadjes onder een boom weghaalt, zal de pH te hoog worden doordat de schimmels verdwijnen (schimmels scheiden zuren uit om hun eten te verteren en verlagen dus de pH). De bodem kan ook te zuur worden (door bijvoorbeeld stikstofdepositie); in beide gevallen lijdt de symbiose eronder en kunnen de schimmels parasitair worden om toch aan koolstof te komen (strikt genomen is de symbiose eigenlijk een vorm van gebalanceerd parasitisme).
- De schimmeldraden zijn ontzettend kwetsbaar, dus elke bodembewerking schaadt ze, evenals het gebruik van kunstmest en pesticiden en het verdichten van de bodem met zware machines.
- Gebruik geen kippenmest of andere meststoffen met een hoog gehalte aan opneembaar fosfaat. De schimmels gaan er niet dood van, maar ze worden door de plant in toom gehouden omdat ze makkelijk aan fosfaten kunnen komen en de schimmel daar dus niet voor nodig hebben.
Niet-mycorrhizale planten
- Er zijn ook planten die hun niche hebben gevonden door juist géén symbiose aan te gaan, ze zijn niet-mycorrhizaal. De planten uit de kruisbloemenfamilie (Cruciferae of Brassicaceae), zoals broccoli, spruitkool, wittekool, bloemkool, boerenkool, mosterd en koolraap, vallen daar bijvoorbeeld onder. Ook bepaalde planten uit de amarantenfamilie (Amarantaceae), zoals bieten, snijbiet, quinoa en spinazie vallen eronder. De duizendknoopfamilie (Polygonaceae), waaronder boekweit, en de posteleinfamilie zijn niet per se niet-mycorrhizaal, maar kunnen prima zonder mycorrhizale relaties.